Wij helpen jonge mantelzorgers

gro-up meisje achter rolstoel met jongen

Wist je dat één op de vier jongeren mantelzorger is? Best een groot aantal, toch? Ontdek hoe jij ze kan helpen.

Waaraan denk jij bij het woord mantelzorger? De meeste mensen denken aan volwassenen. Er zijn echter ook veel jongeren die opgroeien met een ziek of gehandicapt familielid, ouders die verslaafd zijn, ouders met psychische problemen of een broertje/zusje die veel aandacht vraagt. Het buurtwerk van gro-up wil attentie voor deze jonge mantelzorgers.

We laten die jongeren weten dat wij er voor hun zijn.

Gezondheidsproblemen voor jonge mantelzorgers

Mensen die op jonge leeftijd een langere tijd mantelzorg leveren krijgen vaak opgroei- en opvoedproblemen. Blijkt uit onderzoekt. Dat komt door te veel verantwoordelijkheid. Ook hebben de jongeren weinig tijd voor hun eigen ontwikkeling. En ze krijgen vaak lichamelijke en psychische problemen. Zoals stress en vermoeidheid en meer behoefte aan zorg. Op latere leeftijd hebben deze jongeren meer hulp nodig in de geestelijke gezondheid.

Ondersteuning en luisteren

gro-up vindt het daarom belangrijk om klaar te staan voor deze jongeren. Zo brengen we in kaart wie in Pijnacker, Nootdorp en Delfgauw jonge mantelzorgers zijn. We laten die jongeren weten dat wij er voor hun zijn. We ondersteunen de jongeren. We bieden hen een luisterend oor. En koppelen jonge mantelzorgers aan elkaar om met elkaar ervaringen uit te wisselen.

Wat kan jij doen?

Misschien heb jij ook wel een jonge mantelzorger in je omgeving. Geef die wat extra aandacht. De zorg uit handen nemen kan vaak niet. Maar je kan wel de mantelzorger verzorgen. Onze jongerenwerker Elise Roskam geeft zes tips hoe je een jonge mantelzorger herkent.

De jongere:

  • heeft te weinig tijd en ruimte voor zichzelf. Maakt zich zorgen over het zieke gezinslid en de situatie;
  • wil graag de indruk wekken dat alles goed gaat. Kan teruggetrokken gedrag vertonen. Vindt het moeilijk om open te praten over de (thuis)situatie;
  • is vaak loyaal naar het eigen gezin en heeft moeite met kritiek op de ouders;
  • voelt zich verantwoordelijk, bang, boos, verdrietig of schaamtevol ten opzichte van het zieke gezinslid;
  • vertoont verandering in schoolprestaties, verminderde concentratie, stress, vermoeidheid of depressieve klachten;
  • helpt thuis meer dan gebruikelijk is of neemt vaker dan normaal ouderlijke taken over.