Het einde van onze begeleiding: ‘we laten niemand in de steek’
Collega’s in de kraamzorg, op de kinderopvang, bij jongerenwerk en in de jeugdhulp vertellen hoe zij kinderen, jongeren en gezinnen helpen op eigen benen de volgende stap te zetten.
Het einde van onze begeleiding
Als gro-up werken we met mensen in alle levensfasen. Van pasgeboren baby’s die door onze kraamverzorgenden worden opgevangen tijdens de eerste dagen van hun leven, tot de buurtwerkers die ouderen op allerlei manieren een mooie oude dag bezorgen. Ons werk is vaak prachtig, en de mensen waarvoor we het doen zijn ons dierbaar.
Toch is ons doel bijna altijd om uiteindelijk afscheid te kunnen nemen. Want als wij niet meer nodig zijn, hebben we ons werk goed gedaan. Maar hoe zorgen we ervoor dat iemand écht op eigen benen kan staan? We vroegen het collega’s in de kraamzorg, op de kinderopvang, bij jongerenwerk en in de jeugdhulp.
Het einde op de kinderopvang
Chantal is adjunct-locatiemanager op De Rietkraag in Boskoop. Ze heeft net haar eigen kindje de stap zien maken van haar kinderopvang naar de basisschool. ‘En ze was niet de enige. De afgelopen tijd zijn er veel kinderen bij ons 4 geworden. Op de groep hebben we een lijn hangen met foto’s van alle kinderen op volgorde van leeftijd. De lijn geeft heel duidelijk aan wie wanneer naar de basisschool gaat. Zo wennen ook de jongste kinderen aan het idee dat zij op een gegeven moment die stap gaan maken.’
Als het einde daadwerkelijk in zicht komt, proberen Chantal en haar collega’s de overgang zo soepel mogelijk te maken voor het kind. ‘Wij delen ons gebouw met een basisschool, dus dat maakt het makkelijker om alvast aan de mensen en de plek te wennen. Tijdens de Voorleesdagen komen kinderen van de basisschool langs om voor te lezen en dit jaar organiseren we ook de Buitenspeeldag samen met de basisschool. Elk kind heeft sowieso een aantal wendagen. Daarop draait een kind alvast een dagdeel mee op de basisschool.’
Als de ouders ermee instemmen, zorgt Chantal ook voor een uitgebreide overdracht naar de leerkracht op de basisschool. ‘We vullen elk halfjaar KIJK! in, een kindvolgsysteem. Daarin beschrijven we wat er goed gaat en of er dingen zijn waar het kind meer moeite mee heeft. Wij kunnen eventuele uitdagingen al op jonge leeftijd signaleren en erop inspelen. Als er iets is waar we ons echt zorgen over maken, gaan we met school om tafel. Zeker als het kind naar de basisschool bij ons in het gebouw gaat, blijven we het kind en de kind en ouders natuurlijk tegenkomen. Het is heel leuk om te zien hoe de kinderen stappen blijven zetten.’
‘Bij het eerste badje doet de kraamverzorgende alles voor, de tweede keer doen we het samen en de laatste keer is de kraamverzorgende vaak niet eens in de badkamer.'
Het einde van ons kraamzorgtraject
Er is binnen gro-up geen domein waar het einde van onze begeleiding vanaf moment één zo’n grote rol speelt. Onze kraamzorgtrajecten duren normaal gesproken acht dagen. Volgens zorgconsulent Leontine is het doel van de kraamverzorgende om de ouders elke dag iets zelfstandiger te laten worden. ‘We werken met een overzichtelijke checklist waarop precies staat welke taken de ouders zelfstandig moeten kunnen oppakken. Daar staat bijvoorbeeld op dat de ouder de baby moet kunnen voeden en verschonen. Maar er staan ook dingen op die bij sommige ouders minder bekend zijn. Lichamelijk contact met iemand die een koortslip heeft, kan voor een jonge baby bijvoorbeeld levensgevaarlijk zijn.’
Voor kraamverzorgenden is het volgens Leontine de kunst om een balans te vinden tussen ouders geruststellen en tegelijkertijd waarschuwen voor eventuele gevaren. ‘Zeker als je voor het eerst ouder wordt, is alles nieuw en dus best spannend. Er is bijvoorbeeld het Shakenbabysyndroom. Als een baby heftig door elkaar geschud wordt, kan het gevaarlijk zijn. Maar dat betekent niet direct dat je nadat je iets te hard over een hobbel of drempel hebt gereden naar de dokter moet.’
Gedurende het traject wordt de rol van de kraamverzorgende steeds iets minder belangrijk en de rol van de ouder steeds belangrijker. ‘Bij het eerste badje doet de kraamverzorgende alles voor, de tweede keer doen we het samen en de laatste keer is de kraamverzorgende vaak niet eens in de badkamer. Blijkt dat een ouder toch wat meer moeite heeft met bepaalde taken, dan oefenen we het vaker en doen we de baby bijvoorbeeld elke dag in bad. En als acht dagen niet genoeg is, kunnen we het traject verlengen tot tien dagen.’
Ook benadrukt Leontine dat we een gezin nooit in de steek zullen laten als we het gevoel hebben dat de ouders er nog niet klaar voor zijn. ‘In zo’n geval zullen we altijd andere instanties inschakelen. We hebben korte lijntjes met de verloskundige en als dat nodig is, doen we een warme overdacht naar het CJG. Ook zijn we goed op de hoogte van allerlei hulporganisatie binnen de regio. Er is bijvoorbeeld de vrijwilligersorganisatie Moeders Informeren Moeders. Zij zijn er onder andere voor vluchtelingen die moeder zijn geworden, waarvan het sociaal netwerk in Nederland nog niet groot is. Zo kunnen ze samen met anderen in gesprek over alles wat je meemaakt als jonge moeder.’
Het einde bij jongerenwerk
‘Dat blijft altijd lastig’, antwoordt jongerenwerker Geneva op de vraag hoe we inschatten of een jongere zonder onze begeleiding verder kan. ‘Gelukkig komt het zelden voor dat we jongeren uit het oog verliezen. Door in contact te blijven met de jongeren op verschillende manieren, kunnen we een mogelijke terugval vroegtijdig signaleren. We blijven activiteiten aanbieden en zoeken de jongeren op school en op andere plekken actief op.’
Het doel is natuurlijk om te voorkomen dat iemand na een begeleidingstraject terugvalt. Geneva en haar collega's zetten zich daar volledig voor in. ‘Ik sluit het traject vaak af met de vraag waar de jongere nog behoefte aan heeft. Sommige jongeren vinden het fijn om losgelaten te worden, terwijl anderen juist behoefte aan nog een contactmoment hebben. Dat verschilt per persoon. We betrekken ook vaak de ouders bij het proces. Zij kunnen ons helpen om te monitoren of een jongere echt klaar is om op eigen benen te staan. Dat is heel nuttig, bovenop onze eigen expertise.’
Het is volgens Geneva niet altijd makkelijk om tijdens een traject door de muur heen te breken die een jongere om zich heen heeft opgebouwd. ‘Het is een kwestie van vertrouwen opbouwen en het bieden van een veilige haven, waar jongeren zichzelf durven te zijn. De rest volgt vanzelf, maar het heeft tijd nodig. Ik geloof dat het geven van liefde, aandacht en het gevoel van gezien en gehoord worden meer impact heeft op jongeren dan vaak wordt gedacht. Voor mij is de essentie van mijn werk om jongeren te begeleiden bij hun groei- en bloeiproces. Zodat ze uiteindelijk volwaardige individuen worden die hun eigen weg vinden in het leven.’
'Laatst begeleidde ik bijvoorbeeld een jongen die in het buurthuis in aanvaring kwam met een andere jongen. Ik weet zeker dat die situatie voorheen tot een gevecht had geleid.'
Het einde bij jeugdhulp
9 maanden tot 2 jaar, zo lang kan een jeugdhulpverleningstraject duren. Duurt het langer? Dan moeten we onszelf afvragen of wij nog wel de aangewezen partij zijn om een kind te helpen, legt jeugdhulpverlener Bianca uit. ‘Onze trajecten duren best lang, dus ik bouw eigenlijk altijd een bijzondere band op met het kind en het gezin. Als het dan toch niet lukt om het kind te helpen, is dat soms best lastig. Zo’n keuze maken we dan ook nooit alleen, maar altijd in overleg met collega’s en gedragswetenschappers. Als wij objectief kunnen beoordelen dat wij er alles aan hebben gedaan, dan zoeken we samen met het gezin naar een andere partij die betere ondersteuning kan bieden.’
Gelukkig gebeurt het volgens Bianca veel vaker dat het einde van ons traject betekent dat een gezin op eigen benen verder kan. ‘Of iemand daar klaar voor is, weet je onder andere door goed te kijken naar hoe iemand reageert in bepaalde situaties. Als ik zie dat iemand de tools die ik heb geboden ook daadwerkelijk gebruikt, geeft het mij het vertrouwen dat diegene het ook zonder mij kan. Laatst begeleidde ik bijvoorbeeld een jongen die in het buurthuis in aanvaring kwam met een andere jongen. Ik weet zeker dat die situatie voorheen tot een gevecht had geleid. Nu stapte hij weg van de situatie om even tot rust te komen en ging vervolgens het gesprek aan.’
Vanaf het begin van een traject werkt Bianca toe naar het moment dat een kind op eigen benen verder kan. ‘Samen stellen we een terugvalpreventieplan op. Daarin beschrijven we duidelijk hoe het kind zelf kan signaleren wanneer er gevoelens opborrelen die kunnen zorgen voor een terugval. Ook benoemen we wat het kind kan doen om die gevoelens tegen te gaan. Voor ieder kind werkt het anders. Laatst werkte ik met een kind dat bijvoorbeeld heel rustig werd van zijn fidget toys, dus dan geven we die een rol. Het terugvalpreventieplan helpt het gezin om zonder mij verder te kunnen. Maar ik bel altijd twee maanden na een traject met het gezin om te checken hoe het gaat en of er nog dingen zijn waarbij ik kan helpen. De gezinnen gaan me aan het hart, dus ik wil er zeker van zijn dat ik ze goed achterlaat.’