Antwoord op vijf interessante pedagogische vragen
Pedagogisch coach Susan geeft antwoord op vijf interessante aan haar gestelde vragen. Over het gedrag van een kind, of groepen kinderen.
Antwoord op vijf interessante pedagogische vragen
Heel verschillend zijn ze, de vragen waarmee pedagogisch coach Susan dagelijks te maken krijgt. Maar wat voor elke vraag geldt: ze hebben een pedagogische achtergrond. Ze gaan over het gedrag van een kind, of groepen kinderen. Het antwoord op die vraag kan bij het kind zelf liggen, maar ligt net zo vaak bij het team van pedagogisch medewerkers en de manier waarop zij het kind benaderen.
Susan loopt vaak langere tijd mee op groepen om het gedrag van een kind te observeren en om er op die manier achter te komen wat het kind nodig heeft. Ook geeft ze teamtrainingen en een-op-een coaching aan pedagogisch medewerkers. Wij waren benieuwd welke vragen Susan zoal krijgt, en wat het antwoord erop is. We lichten er vijf uit.
Om gedrag te veranderen, helpt het om het eerst te begrijpen
Vraag 1: Hoe ga ik om met een kind dat dwingend gedrag gebruikt om wensen kenbaar te maken?
Als pedagogisch coaches en pedagogisch medewerkers moeten we gedrag eerst goed observeren voordat we het kunnen duiden. We moeten erachter komen waar bepaald gedrag vandaan komt. Een kind dat dwingend gedrag vertoont, heeft in veel gevallen ooit onbewust meegekregen dat dwingend gedrag werkt of heeft nog onvoldoende taalkennis om zich verbaal te kunnen uiten.
Een bekend pedagogisch voorbeeld is het koekje in de supermarkt. Stel, een kind wil graag een pak koekjes in de winkelwagen, maar dat mag niet van de ouder. Het kind kan dan dwingend gedrag vertonen om zijn of haar wensen kenbaar te maken. Dat doet het kind vooral bij gebrek aan de vaardigheden om het met taal op te lossen. Als de ouder zich beschaamd voelt in de supermarkt en de koekjes alsnog in de kar legt, maken de hersenen van het kind een verbinding. Ze denken dat dwingen helpt. In vergelijkbare situaties zal het kind waarschijnlijk weer gebruik maken van dwingend gedrag. En als het geen effect heeft, zet het kind het gedrag nog iets harder aan. Om dat gedrag te veranderen, helpt het om het eerst te begrijpen. Daarna moeten we het kind leren dat dwingen niet werkt en vervangend positief gedrag aanleren. Daarbij is het belangrijk om te beseffen dat gedragsverandering tijd kost. Minstens drie maanden, blijkt uit onderzoek. Het is dus essentieel om consequent te blijven en niet toe te geven aan het dwingende gedrag en te blijven investeren in de begeleiding van het kind.
Vraag 2: Het lukt niet goed om de kinderen lekker te laten spelen. Wat nu?
Ook nu geldt weer dat ik altijd begin met observeren. Hoe ziet de speelomgeving eruit en welk materiaal is beschikbaar? Als een kind weinig betrokkenheid toont, kan het zijn dat het materiaal niet aanspreekt. De ontwikkelmaterialen moeten passen bij de interesses van de kinderen. Misschien is er maar één pop voor zeven meisjes, of is de treinbaan incompleet. Maar het kan ook zijn dat er juist een overvloed aan speelgoed is, waardoor kinderen overweldigd raken.
Kijk naar de groepsbehoeften en pas het speelmateriaal daarop aan. Blijf observeren en zorg ervoor dat de speel-leeromgeving aansluit bij wat de groep nodig heeft.
Vraag 3: Wat als kinderen moeite hebben om te beslissen wat ze gaan doen?
Een duidelijke structuur en een overzichtelijk dagprogramma zijn op een kinderopvang cruciaal. Zeker bij een buitenschoolse opvang is dat weleens lastig. Je wilt kinderen tijdens die uurtjes na school niet het gevoel geven dat ze weer naar school moeten. Pedagogisch medewerkers zijn dus geneigd om veel vrijheid te geven. Dat is tot op zekere hoogte goed, maar volledige vrijheid werkt niet. Kinderen zijn gebaat bij duidelijke keuzemogelijkheden. Zorg dus voor een goede balans tussen structuur en vrijheid, zodat de kinderen weten wat ze kunnen verwachten en tegelijkertijd de ruimte hebben om zelf te kiezen wat ze willen doen.
Vraag 4: Hoe pas ik de theorie uit de methode voor voorschoolse educatie in de praktijk toe?
Onze kinderopvanglocaties werken met methodes voor voorschoolse educatie. Daarmee bereiden we kinderen spelenderwijs voor op de basisschool, aan de hand van thema’s die belangrijk zijn voor de kinderen. Soms is het voor pedagogisch medewerkers best lastig om de theorie uit die methodes in de praktijk toe te passen. In de voorschoolse educatie-methode kan bijvoorbeeld staan dat de pedagogisch medewerker deze week iets moet doen met vijf specifieke woorden en voorwerpen die met de herfst te maken hebben. Kastanjes, dennenappels, takjes, bladeren en een pompoen, bijvoorbeeld. Voor pedagogisch medewerkers is het logisch om een ontdektafel te vullen met de verschillende voorwerpen. Maar om écht te leren wat woorden betekenen, is het belangrijk dat de kinderen ervaringen opdoen met de voorwerpen. Dat blijkt ook uit de wetenschap, en is eigenlijk heel logisch. Denk maar eens na over hoe je leert autorijden. Je kan iemand wekenlang vertellen hoe iemand moet autorijden, maar je leert het pas echt als je achter het stuur stapt en daadwerkelijk gaat rijden.
Ik help de pedagogisch medewerkers om die voorwerpen te verwerken in alle verschillende themahoeken. Dan gebruiken we de kastanjes bijvoorbeeld om mee te koken. Of we bouwen iets moois met de takjes en bladeren.
Vraag 5: Hoe kan ik omgaan met de verschillende behoeftes van de kinderen?
Ik geef samen met collega’s trainingen, waarbij we onder andere ingaan op de behoeftes van kinderen. We proberen pedagogisch medewerkers met theoretische kennis, rollenspellen en ervaringsoefeningen meer inzicht te geven in de dingen die we in de praktijk doen. Dingen waar we in de waan van de dag vaak niet meer bij stilstaan.
Kinderen leren het beste door te ervaren, en dat geldt voor volwassenen ook. Tijdens de trainingen laten we pedagogisch medewerkers hele basale ervaringen ondergaan. We laten iemand bijvoorbeeld ervaren hoe het is om ineens een slab om te krijgen. Of om een natte washand in het gezicht te krijgen. Ook verschuiven we opeens onverwachts de stoel waar ze op zitten en we knippen bijvoorbeeld een bloem van de mooie tekening die ze hebben gemaakt. Dat zijn handelingen die ze misschien onbewust weleens bij kinderen uitvoeren, zonder echt te beseffen hoe het voor het kind voelt.
Door zelf te ervaren wat zoiets met hen doet, worden ze zich meer bewust van de effecten. Het zijn hele leuke en leerzame avonden. Na zo’n avond krijgt geen kind meer zomaar een slab om en wordt er geen stoel meer aangeschoven zonder het van tevoren even aan te geven.