Spraak- en taalontwikkeling
Hoe help je de spraak- en taalontwikkeling van je peuter
Spraak- en taalontwikkeling
Door dagelijks aandacht te besteden aan taal, leert je kind steeds beter praten. Van enkele woordjes en twee-woordzinnen gaat je peuter naar volledige zinnen. Hoe verloopt de spraak- en taalontwikkeling van je peuter?
Kinderen hebben wel honderd talen om iets te vertellen. De gesproken en geschreven taal is daar één van. De eerste vier jaar is je kind het meest gevoelig voor het leren van taal. Het brein staat als het ware te popelen om met klanken, woorden, zinnen en interactie aan de slag te gaan. Je peuter leert vooral taal door na te doen wat hij hoort. En door veel te oefenen. Voer dus zoveel mogelijk gesprekjes samen.
Verloop van de taalontwikkeling
In het eerste levensjaar gebruikt een baby nog nauwelijks woorden. Baby’s communiceren vooral door lichaamstaal: door te lachen, te reiken en te wijzen. Ze oefenen hun stem door klanken te produceren. Ook krijgen ze steeds mee begrip voor taal.
Bij een dreumes (1 tot 2,5 jaar) merk je enorme sprongen in de taalontwikkeling. De woordenschat van je kind neemt toe. Dat verloopt van een- naar meerwoordzinnen. Elke week leert je dreumes er nieuwe woordjes bij. Wanneer kinderen 2 jaar zijn, gaan ze zinnetjes maken van twee woorden. Peuters (2,5 tot 4 jaar) krijgen een steeds grotere woordenschat en gaan taalregels toepassen. Ze breiden hun zinnen verder uit naar vier-woordzinnen of meer.
Kinderen hebben een grote natuurlijke interesse en nieuwsgierigheid naar de wereld om zich heen. Hierdoor kunnen kinderen veel leren. Daarvoor is een gevarieerd taalaanbod nodig. Waarbij peuters veel taal horen én de ruimte krijgen om te praten, vertellen en zingen.
Een dreumes leert leer elke week nieuwe woorden.
Taalontwikkeling van je peuter stimuleren
Als ouder kan je de taalontwikkeling van je peuter stimuleren. Door leuke gesprekjes te voeren met je kind. Met deze tips help je je peuter om de woordenschat te verbreden:
- Volg de interesse van je kind. Waar kijkt je kind naar? Benoem dat. En praat er samen over. Reageer op wat je kind zegt (of doet) en op geluiden en gebaren. Door in te gaan op wat je kind wil vertellen, ook als het jou eigenlijk even niet uitkomt, ervaart je kind dat er naar hem/haar wordt geluisterd.
- Las korte stiltes in wanneer je iets vertelt. Je kind kan dan verwerken en reageren. Zo oefen je ook met beurtverdeling. En leert je kind dat het voeren van een gesprekje ‘heen en weer’ gaat.
- Probeer verschillende reacties te geven. Soms kun je herhalen wat je kind zegt. Op een ander moment kun je een vraag stellen of zelf iets aanvullends vertellen. Door die afwisseling wordt het taalaanbod gevarieerd.
- Stel verschillende vragen. Bijvoorbeeld aanwijsvragen, ja/nee-vragen, wie/wat/waar-vragen. Vraag ook eens naar eigen ervaringen. ‘Heb je dat al eens gezien?’ Of ‘Vind je dat mooi?’
- Kijk goed naar wat je kind al wel of nog niet begrijpt. Dat is bepalend voor jouw taalgebruik. Wanneer je varieert en opbouwt in moeilijkheid, zal je kind zijn spraak en taal telkens een stukje verder ontwikkelen.
- Zorg dat je naast te praten met je kind ook veel samen zingt en leest. Benoem de plaatjes en stel vragen of laat je kind zelf vertellen bij het boek. Zo prikkel je meerdere hersengebieden.
- Praat veel met je kind. En geef je kind de ruimte om te reageren. Zo zorg je voor veel taalaanbod en blijf je in contact. Dat stimuleert de sociaal-emotionele ontwikkeling van je kind.