Bijlage 1: Model van Bronfenbrenner
Wetenschappelijke onderbouwing Kijk op groei
Kind, gezin en buurt
Een kind ontwikkelt zich niet in een vacuüm. Het staat in constante wisselwerking met de mensen om zich heen en wordt direct of indirect beïnvloed door de ‘kleine’ en grotere omgevingen waarin hij/zij opgroeit. Een sterke (pedagogische en sociale) basis werkt ook preventief door tegenwicht te bieden tegen de invloed van risicofactoren op de ontwikkeling. De ideale omstandigheden kunnen alleen gecreëerd worden als we de ontwikkeling van kinderen binnen een bredere context proberen te begrijpen en beïnvloeden (NJi, 2010). Het ecologische model van Bronfenbrenner (NJi, 2023; Bronfenbrenner, 1994) faciliteert het begrijpen en toepassen van onze Kijk op groei en stelt het kind (in het gezin) centraal.
Het ecologische model van Bronfenbrenner
Bronfenbrenner (1994) ziet de ontwikkeling van kinderen als een complex systeem van relaties, die beïnvloed worden door verschillende niveaus van de omgeving. Van directe familie en school tot brede culturele waarden, wetten en normen. Bronfenbrenner (NJi, 2023; Bronfenbrenner, 1994) verdeelt de omgeving van het kind in vijf verschillende systemen: Het microsysteem, het mesosysteem, het exosysteem, het macrosysteem en het chronosysteem. In de kern van het model staat het kind centraal. gro-up maakt gebruik van dit model om zo ontwikkelkansen voor kinderen te vergroten en te creëren.
Het microsysteem is het niveau met de grootste invloed op (de ontwikkeling van) het kind. Het is de directe omgeving van het kind, oftewel de familie, de school of kinderopvang, de buren enz. De relaties binnen het microsysteem zijn bi-directioneel. Alle onderdelen van het systeem staan in wisselwerking met elkaar.
Het mesosysteem bestaat uit de interacties tussen de verschillende microsystemen van het kind, zoals de interacties tussen de ouders van het kind en zijn leerkrachten of tussen de klasgenoten en de broers/zussen van het kind. Positieve relaties tussen de verschillende microsystemen hebben een positieve invloed op de ontwikkeling van kinderen.
Het exosysteem bestaat uit formele en informele sociale structuren die indirect het kind beïnvloeden via hun invloed op één van de microsystemen. Exosystemen zijn bijvoorbeeld: de wijk, sociale media, de werkomgeving van ouders en de vrienden van ouders. Zo biedt een wijk waarin weinig sociale cohesie is, over het algemeen minder steun aan een gezin. Dit kan een risicofactor zijn in de ontwikkeling van een kind, omdat ouders die minder steun krijgen uit hun netwerk, vaak meer stress ervaren. Dit heeft een negatieve invloed op de band die zij kunnen opbouwen met hun kind of de mate waarin zij emotioneel beschikbaar kunnen zijn voor hun kind.
Het macrosysteem bestaat uit de culturele elementen die de ontwikkeling van het kind beïnvloeden, zoals: socio-economische status, inkomen, armoede, geografische locatie en etniciteit. Het macrosysteem verschilt van de andere systemen, omdat het niet refereert aan specifieke omgevingen van het ontwikkelende kind, maar aan de al bestaande maatschappij en cultuur waarin het kind opgroeit.
gro-up gebruikt de input vanuit het macrosysteem om maatschappelijk relevant aanbod te ontwikkelen en individueel aanbod dat rekening houdt met maatschappelijke, culturele en juridische ontwikkelingen te bieden.
Het chronosysteem (groeipad) is het laatste systeem van Bronfenbrenner’s model. Dit systeem bestaat uit alle omgevingsveranderingen die tijdens het leven plaatsvinden en de ontwikkeling beïnvloeden, zoals grote levensovergangen en historische gebeurtenissen. Die kunnen gewone overgangsmomenten bevatten, zoals voor het eerst naar school gaan (breuklijnen) of ongewone overgangsmomenten en ingrijpende levensgebeurtenissen, zoals scheiding van de ouders of verhuizing (Evans, 2023).
gro-up zet in op beschermende en versterkende factoren om de invloed van de risicofactoren (bv. door breuklijnen en ingrijpende levensgebeurtenissen) te verkleinen.
Alle systemen zijn aan elkaar verbonden en beïnvloeden elkaar. Bijvoorbeeld: de buurt waar een gezin woont, het werk dat ouders doen, de steun die ouders ervaren uit hun netwerk (exosysteem), is van invloed op het kind (microsysteem) en de relaties van het kind (mesosysteem).
Middels onze zes bouwstenen verbindt gro-up alle niveaus voortdurend met elkaar om zo de ontwikkelkansen van kinderen te vergroten. We investeren in kind, gezin, buurt en de verbindingen tussen alle mensen in deze systemen. Zo kunnen we de ideale omstandigheden waarin het kind opgroeit duurzaam verbeteren.
Aandacht voor de sociale relaties
Elk kind en gezin heeft een unieke mix van sociale relaties en leefomgevingen, die verandert door tijd en levensloop. Deze mix is van invloed op de kansen die kinderen krijgen om mee te doen in de samenleving. Door een positieve invloed op het brede spectrum van deze ‘mix’ uit te oefenen, versterken we de pedagogische basis zodat alle kinderen binnen de desbetreffende grotere omgeving (bv. dorp of wijk) evenveel mogelijkheden hebben om kansrijk op te groeien (NJi, 2022, p. 19). Deze positieve invloed kunnen we bereiken door een stevig systeem op te zetten (gro-up community) met aandacht voor het groeipad van het kind en de wisselwerkingen die bestaan tussen het kind en de andere omgevingen en niveaus maar ook tussen de verschillende niveaus.
Aandacht voor de interactie en wisselwerking tussen verschillende omgevingen en groepen mensen, leidt tot het versterken van minstens drie van de belangrijkste beschermende factoren volgens het NJi (NJi, Top tien beschermende factoren voor een positieve ontwikkeling van jeugdigen, 2018) én het Rotterdamse factorenmodel (Rotterdam groeit - Beleidskader jeugd 2015-2020).
- Door het stimuleren van sociale binding (= emotionele band en commitment die een kind heeft met sociale relaties in het gezin, zijn vriendengroep, school en wijk) (NJi, Top tien beschermende factoren voor een positieve ontwikkeling van jeugdigen, 2018, p. 15) binnen de community, dragen we bij aan het versterken van een belangrijke beschermende factor.
- Het stimuleren van sociale binding kan bínnen de context van de tweede belangrijkste beschermende factor (NJi): het vergroten van kansen voor interactie en participatie (betrokkenheid). Dat biedt een stimulerende context voor de ontwikkeling van verschillende vaardigheden, zoals de sociaal-emotionele vaardigheden.
- De derde beschermende factor is het vergroten van de sociaal-emotionele vaardigheden (Gemeente Rotterdam, 2015). Daarnaast, als de bredere context goed staat (stevige basis), dan hebben mogelijke gespecialiseerde interventies (bv. binnen jeugdhulp) een sneller en duurzaam effect.